Intrum juicht toe dat er een einde komt aan de rechtsonzekerheid betreffende nuts- en telecomfacturen
Bij Intrum zijn we tevreden dat de wetgevende macht een duidelijk standpunt heeft ingenomen omtrent deze kwestie. Zodat we zowel voor onze opdrachtgevers als hun eindklanten een duidelijk standpunt kunnen aanhouden omtrent de invordering van deze facturen.
Het was het arrest van 8 januari 2015 waarin het Hof van Cassatie leek te pleiten voor de toepassing van de éénjarige verjaringstermijn op de vorderingen tot betaling van facturen voor levering van energie en telecomdiensten aan huishoudelijke klanten dat veel onduidelijkheid veroorzaakte.
De aanpassing van het Art. 2277 van het Burgerlijk Wetboek brengt einde aan deze verwarring. Het wordt aangevuld met een verduidelijking van de verjaringstermijn van schuldvorderingen voor de levering van elektriciteit, gas, water, elektronische communicatiediensten en omroeptransmissie- en omroepdiensten. Concreet wordt voor al deze goederen en diensten – die allen gemeen hebben dat ze worden geleverd bij de klant via een fysiek netwerk en dat de facturatie periodiek gebeurt – een identieke verjaringstermijn van vijf jaren ingesteld.
Tot voor kort beschouwde de meerderheid van de rechters immers dat zulke schuldvorderingen een verjaringstermijn kennen van vijf jaren.
Door een dergelijke interpretatie van dit arrest ontstaat niet alleen onduidelijkheid, maar ontstaan tevens een aantal praktische problemen eigen aan de beide sectoren. Erger nog, niet alleen de leverancier werd door deze praktische aspecten geraakt, ook voor hun huishoudelijke klanten had dit grote gevolgen.